Plakkaat van Verlatinghe

Plakkaat van Verlatinghe 1581 july 26

Introductie

Het belang van het Plakkaat van Verlatinghe voor de Amerikaanse geschiedenis

Aangenomen wordt dat het Plakkaat van Verlatinghe, dat ook wel “de Nederlandse Onafhankelijkheidsverklaring” wordt genoemd, goed bekend was bij de opstellers van de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring. Het is zeer waarschijnlijk dat kopieën van de Nederlandse tekst circuleerden in het Continentaal Congres. Het precedent van een afzwering van een vorst omdat hij geen goede koning was, was zeer belangrijk voor de rechtgeaarde opstellers van de Onafhankelijkheidsverklaring. Voor het eerst in de moderne geschiedenis had een volk met succes afstand gedaan van een koning. Een nauwkeurige vergelijking tussen beide teksten laat zien waar sommige ideeën uit de Onafhankelijkheidsverklaring vandaan kwamen.

Moderne Engelse vertaling

De Staten-Generaal van de Verenigde Provincies van de Lage Landen, aan allen die het aangaat, zenden bij deze hun groet:

Aangezien het voor allen duidelijk is, dat een vorst door God is aangesteld om heerser over een volk te zijn, om het te verdedigen tegen onderdrukking en geweld, zoals de herder zijn schapen; en overwegende, dat God het volk niet heeft geschapen tot slaven van hun vorst, om zijn bevelen te gehoorzamen, hetzij goed of verkeerd, maar dat de vorst omwille van de onderdanen (zonder welke hij geen vorst zou kunnen zijn), hen naar billijkheid moet regeren, hen moet liefhebben en ondersteunen zoals een vader zijn kinderen of een herder zijn kudde, en hen zelfs met gevaar voor eigen leven moet verdedigen en behouden. En wanneer hij zich niet zo gedraagt, maar hen integendeel onderdrukt, mogelijkheden zoekt om hun oude gewoonten en privileges te schenden en van hen slaafse gehoorzaamheid eist, dan is hij niet langer een vorst, maar een tiran, en de onderdanen moeten hem in geen ander licht beschouwen. En vooral wanneer dit opzettelijk gebeurt, onbevoegd door de staten, kunnen zij niet alleen zijn gezag ontzeggen, maar wettelijk overgaan tot de keuze van een andere vorst ter hunner verdediging. Dit is de enige methode die overblijft voor onderdanen wier nederige verzoekschriften en berispingen hun vorst nooit konden verzachten of van zijn tirannieke handelingen konden afbrengen; en dit is wat de natuurwet voorschrijft voor de verdediging van de vrijheid, die wij aan het nageslacht moeten overdragen, zelfs met gevaar voor eigen leven. En dit hebben we vaak zien gebeuren in verschillende landen bij dezelfde gelegenheid, waarvan er beruchte voorbeelden zijn, en meer te rechtvaardigen in ons land, dat altijd geregeerd is volgens hun oude privileges, die tot uitdrukking komen in de eed die de prins aflegt bij zijn toelating tot de regering; want de meeste Provincies ontvangen hun prins onder bepaalde voorwaarden, die hij zweert te handhaven, en die, als de prins ze schendt, hij niet langer soeverein is.

Zo kwam het dat de koning van Spanje, na het heengaan van zijn vader, Karel de Vijfde, een glorierijke keizer, van wie hij al deze provincies had ontvangen, de diensten vergat die de onderdanen van deze landen zowel zijn vader als hemzelf hadden bewezen en door wiens dapperheid hij zulke glorieuze en gedenkwaardige overwinningen op zijn vijanden had behaald, dat zijn naam en macht over de hele wereld beroemd en gevreesd werden, Hij vergat ook de raad die zijn keizerlijke majesteit hem eerder had gegeven en luisterde liever naar de raad van de Spanjaarden om hem heen, die een heimelijke haat hadden ontwikkeld tegen dit land en zijn vrijheid, omdat ze hier geen ereplaatsen en hoge ambten konden genieten onder de staten zoals in Napels, Sicilië, Milaan en Indië, en andere landen onder de heerschappij van de koning. Aldus gelokt door de rijkdommen van de genoemde provincies, waarmee velen van hen goed bekend waren, hebben de genoemde raadsheren, zullen we zeggen, of de voornaamste van hen, de koning er vaak op gewezen dat het meer voor de reputatie en grootsheid van zijne Majesteit was om de Lage Landen een tweede keer te onderwerpen, en zichzelf absoluut te maken (waarmee ze bedoelen om naar believen te tiranniseren), dan te regeren volgens de beperkingen die hij had aanvaard, en bij zijn toelating had gezworen die in acht te nemen. Vanaf dat moment heeft de koning van Spanje, in navolging van deze slechte raadgevers, met alle mogelijke middelen getracht dit land (door het van zijn oude privileges te ontdoen) tot slavernij te reduceren, onder de regering van Spanjaarden die eerst, onder het mom van godsdienst, geprobeerd hebben nieuwe bisschoppen te vestigen in de grootste en voornaamste steden, en deze te begiftigen met en te incorporeren in de rijkste abdijen, waarbij aan elke bisschop negen kanunniken werden toegewezen om hem bij te staan als raadgevers, waarvan er drie toezicht moesten houden op de inquisitie.

Door deze inlijving zouden de genoemde bisschoppen (die zowel vreemdelingen als inboorlingen kunnen zijn) de eerste plaats en stem in de vergadering van de staten hebben gehad, en altijd de schepselen van de prins bij devotie; En door de toevoeging van de genoemde canons zou hij de Spaanse inquisitie hebben ingevoerd, die in deze provincies altijd even afschuwelijk en verafschuwd is geweest als de ergste slavernij, zoals algemeen bekend is, in die mate zelfs dat zijn keizerlijke majesteit, nadat hij het een keer eerder aan deze staten had voorgesteld, en op wiens remonstrantie hij ervan afzag en er volledig van afzag, hiermee het bewijs leverend van de grote genegenheid die hij voor zijn onderdanen had. Maar niettegenstaande de vele remonstraties aan de koning, zowel door de provincies als door bepaalde steden, zowel schriftelijk als door enkele belangrijke heren bij monde; namelijk door de Baron van Montigny en de Graaf van Egmont, die met de goedkeuring van de Hertogin van Parma, toen landvoogdes van de Nederlanden, door het advies van de Raad van State meerdere malen naar Spanje werden gezonden over deze zaak. En hoewel de koning hun met mooie woorden de hoop had gegeven dat hun verzoek zou worden ingewilligd, beval hij in zijn brieven het tegendeel, kort daarna met het uitdrukkelijke bevel, op straffe van zijn ongenoegen, de nieuwe bisschoppen onmiddellijk toe te laten en hen in het bezit te stellen van hun bisdommen en geïncorporeerde abdijen, het hof van de inquisitie te houden op de plaatsen waar het voorheen was, de decreten en verordeningen van het Concilie van Trente te gehoorzamen en op te volgen, die in veel artikelen de privileges van het land teniet doen.

Toen het volk dit vernam, gaf het aanleiding tot grote onrust en rumoer onder hen, en verminderde de genegenheid die zij altijd voor de koning en zijn voorgangers hadden gehad. En vooral omdat hij niet alleen over hun persoon en hun bezittingen wilde tiranniseren, maar ook over hun geweten, waarvoor zij meenden alleen aan God verantwoording schuldig te zijn. Bij deze gelegenheid hebben de leiders van de adel, uit medelijden met het arme volk, in het jaar 1566 een remonstrantie in de vorm van een verzoekschrift ingediend, waarin zij nederig bidden, om hen te kalmeren en verstoringen van de openbare orde te voorkomen, dat het Zijne Majesteit zou behagen (door blijk te geven van de clementie die een goede vorst zijn volk verschuldigd is) om de genoemde punten te verzachten, in het bijzonder met betrekking tot de strenge inquisitie en de doodstraffen voor godsdienstige zaken. En om de koning op een meer plechtige manier van deze zaak op de hoogte te brengen, en hem duidelijk te maken hoe noodzakelijk het voor de vrede en de welvaart van het volk was om voornoemde vernieuwingen te verwijderen, en de strengheid van zijn gepubliceerde verklaringen over de goddelijke eredienst te matigen, waren de markies van Berghen en voornoemde baron van Montigny, op verzoek van voornoemde vrouwe-regentes, staatsraad en van de Staten-Generaal als ambassadeurs naar Spanje gezonden, waar de koning, in plaats van hen audiëntie te verlenen en de grieven waarover zij hadden geklaagd te verhelpen (die bij gebrek aan een tijdige remedie altijd hun kwalijke gevolgen onder het gewone volk bleken te hebben), op advies van de Spaanse raad verklaarde dat allen die betrokken waren bij de voorbereiding van de genoemde protestrede rebellen waren en zich schuldig maakten aan hoogverraad, en met de dood moesten worden gestraft en hun bezittingen in beslag moesten worden genomen; en, wat meer is, (er zeker van denkend deze landen onder absolute tirannie te kunnen brengen door het leger van de Hertog van Alva), heeft kort daarna de genoemde heren, de ambassadeurs, gevangen genomen en ter dood gebracht, en hun bezittingen geconfisqueerd, in strijd met de wet van de naties, die altijd religieus is nageleefd, zelfs onder de meest tirannieke en barbaarse vorsten.

En, hoewel de genoemde onlusten, die in het jaar 1566 plaatsvonden bij voornoemde gelegenheid, nu werden bedaard door de landvoogdes en haar ministers, en vele vrienden van de vrijheid ofwel werden verbannen ofwel werden onderworpen, in die mate dat de koning geen enkele blijk van reden had om wapens en geweld te gebruiken, en dit land verder te onderdrukken, Maar om deze redenen heeft de Spaanse raad al lang geprobeerd (zoals blijkt uit onderschepte brieven van de Spaanse ambassadeur Alana, toen in Frankrijk, geschreven aan de hertogin van Parma) om alle privileges van dit land op te heffen en het te regeren zoals in Indië; En bij hun nieuwe veroveringen heeft hij, op instigatie van de Raad van Spanje, waaruit blijkt hoe weinig achting hij had voor zijn volk, zo in strijd met de plicht die een goed vorst verschuldigd is aan zijn onderdanen), de hertog van Alva met een machtig leger gestuurd om dit land te onderdrukken, die vanwege zijn onmenselijke wreedheden wordt gezien als een van zijn grootste vijanden, vergezeld van raadslieden die te veel op hem lijken. En hoewel hij zonder de minste tegenstand binnenkwam, en door de arme onderdanen werd ontvangen met alle tekenen van eer en clementie, die de koning vaak schijnheilig in zijn brieven had beloofd, en dat hij zelf van plan was om persoonlijk te komen om bevelen te geven tot hun algemene tevredenheid, had hij sinds het vertrek van de hertog van Alva een vloot uitgerust om hem uit Spanje te vervoeren, en een andere in Zeeland om hem op grote kosten van het land te ontmoeten, om zijn onderdanen beter te misleiden en hen in de strijd te lokken, niettemin verklaarde de genoemde hertog, onmiddellijk na zijn aankomst (hoewel een vreemdeling, en op geen enkele manier verwant aan de koninklijke familie), dat hij de opdracht van kapitein-generaal had, en kort daarna die van gouverneur van deze provincies, in strijd met al haar oude gewoonten en privileges; En om zijn plannen nog duidelijker te maken, liet hij onmiddellijk de voornaamste steden en kastelen bezetten en liet hij forten en burchten bouwen in de grote steden om ze te onderwerpen, en hij zond heel hoffelijk de voornaamste edelen in naam van de koning, onder het voorwendsel hun advies in te winnen en hen in dienst van hun land te nemen. En zij die zijn brieven geloofden, werden in beslag genomen en in strijd met de wet uit Brabant weggevoerd, waar zij gevangen werden gezet en als misdadigers vervolgd voor hem die geen recht had, noch een bekwame rechter kon zijn; en ten slotte veroordeelde hij hen, zonder hun verdediging in het openbaar te horen, ter dood, hetgeen in het openbaar en op schandelijke wijze werd uitgevoerd.

De anderen, die de Spaanse huichelarij beter kenden en in het buitenland woonden, werden vogelvrij verklaard en hun bezittingen werden verbeurd verklaard, zodat de arme onderdanen geen gebruik konden maken van hun vestingen, noch door hun vorsten geholpen konden worden bij de verdediging van hun vrijheid tegen het geweld van de paus; en een groot aantal andere heren en aanzienlijke burgers, van wie sommigen werden geëxecuteerd en anderen verbannen om hun bezittingen te confisqueren, waardoor de andere eerlijke inwoners werden geplaagd, niet alleen door de verwondingen aan hun vrouwen, kinderen en bezittingen door de Spaanse soldaten die in hun huizen verbleven, maar ook door diverse bijdragen, die zij moesten betalen voor de bouw van citadellen en nieuwe versterkingen van steden, zelfs tot hun eigen ondergang, naast de belastingen van de honderdste, twintigste en tiende stuiver, om zowel de buitenlandse als de op het platteland opgekomen soldaten te betalen, die werden ingezet tegen hun medeburgers en tegen hen die met gevaar voor eigen leven hun vrijheden verdedigden. Om de onderdanen te verarmen en hen niet in staat te stellen zijn plannen tegen te houden, en opdat hij de in Spanje ontvangen instructies om deze landen als nieuwe veroveringen te behandelen, gemakkelijker zou kunnen uitvoeren, begon hij de rechtsgang te veranderen naar Spaans voorbeeld, rechtstreeks in strijd met onze privileges; en in de veronderstelling eindelijk niets meer te vrezen te hebben, trachtte hij met grote kracht een belasting, genaamd de tiende penny, op koopwaar en fabricage in te stellen, tot totale ondergang van deze landen, waarvan de welvaart afhangt van een bloeiende handel, niettegenstaande veelvuldige aanmaningen, niet door een enkele provincie, maar door al die landen tezamen, die hij had bewerkstelligd, ware het niet dat de Prins van Oranje met diverse heren en andere inwoners, die deze prins in zijn ballingschap waren gevolgd, de meesten van hen in zijn dienst waren, en verbannen door de hertog van Alva met anderen, die tussen hem en de staten van alle provinciën, integendeel door alle mogelijke beloften aan de kolonels, die reeds bij zijn devotie waren, de Duitse troepen, die toen in de voornaamste forten en de steden waren gelegerd, trachtte te winnen, opdat hij hen door hun hulp zou kunnen overmeesteren, zoals hij er reeds velen had overmeesterd, en hen aan zijn belang zou binden om, door hun hulp, diegenen te dwingen, die zich niet met hem wilden verenigen om oorlog te voeren tegen de Prins van Oranje, en de provincies Holland en Zeeland, wreder en bloediger dan welke oorlog ook tevoren. Maar omdat geen enkele vermomming onze bedoelingen lang kan verbergen, werd dit plan ontdekt voordat het kon worden uitgevoerd; en hij, niet in staat om zijn beloften na te komen, en in plaats van de vrede waarop bij zijn aankomst zo werd gepocht, ontbrandde een nieuwe oorlog, die nog niet was geblust.

Al deze overwegingen geven ons meer dan voldoende reden om afstand te doen van de koning van Spanje, en een andere machtige en meer genadige vorst te zoeken om ons onder zijn bescherming te nemen; en meer in het bijzonder, omdat deze landen gedurende twintig jaar door hun koning aan verstoring en onderdrukking zijn overgeleverd, gedurende welke periode de inwoners niet als onderdanen, maar als vijanden werden behandeld, en met geweld door hun eigen gouverneurs tot slaven werden gemaakt.

Na het overlijden van Don Juan verklaarde Baron de Selles voldoende dat hij de pacificatie van Gent, die Don Juan in naam van zijne majesteit had gezworen te handhaven, niet zou toestaan, maar dagelijks nieuwe, minder voordelige, voorwaarden van overeenkomst voorstelde. Niettegenstaande deze ontmoedigingen gebruikten wij alle mogelijke middelen, door schriftelijke verzoekschriften en de goede diensten van de grootste vorsten van het Christendom, om ons met onze koning te verzoenen, en tenslotte handhaafden wij lange tijd onze afgevaardigden op het Congres van Keulen, in de hoop dat de voorspraak van zijne keizerlijke majesteit en van de keurvorsten een eerbare en duurzame vrede en een zekere mate van vrijheid zou opleveren, vooral met betrekking tot de godsdienst (die vooral God en ons eigen geweten aangaat), Uiteindelijk kwamen wij er door ervaring achter dat er van de koning niets te verkrijgen viel door gebeden en verdragen, waarvan hij gebruik maakte om de provincies te verdelen en te verzwakken, zodat hij zijn plan gemakkelijker rigoureus kon uitvoeren, door ze een voor een te onderwerpen, wat naderhand duidelijk bleek uit bepaalde proclamaties en proscripties die op bevel van de koning werden gepubliceerd, op grond waarvan wij en alle officieren van de Verenigde Provinciën met al onze vrienden tot opstandelingen werden verklaard en als zodanig ons leven en onze bezittingen hebben verbeurd. Door ons bij iedereen in een kwaad daglicht te stellen, zou hij onze handel kunnen verstoren en ons tot wanhoop kunnen brengen door een grote som uit te loven voor een ieder die de Prins van Oranje zou willen vermoorden.

Dus, geen hoop hebbende op verzoening, en geen andere oplossing vindende, hebben wij, overeenstemmend met de wet van de natuur in onze eigen verdediging, en voor het handhaven van de rechten, privileges, en vrijheden van onze landgenoten, vrouwen, en kinderen, en laatste nageslacht van slavernij door de Spanjaarden, ons gedwongen gezien om trouw aan de Koning van Spanje af te zweren, en die methoden te volgen die ons het meest waarschijnlijk lijken om onze oude vrijheden en privileges veilig te stellen. Weet allen door deze geschriften, dat wij, tot het uiterste gedreven, zoals boven vermeld, eenstemmig en opzettelijk verklaard hebben, en door deze geschriften verklaren, dat de Koning van Spanje ipso jure alle erfelijke rechten op de soevereiniteit van die landen verloren heeft, en vastbesloten zijn van nu af aan zijn soevereiniteit of jurisdictie niet te erkennen, noch enige handeling van hem met betrekking tot de domeinen van de Lage Landen, noch gebruik te maken van zijn naam als vorst, noch anderen toe te staan dit te doen. Bijgevolg verklaren wij ook dat alle officieren, rechters, heren, vazallen en alle andere inwoners van dit land, in welke staat of hoedanigheid dan ook, voortaan ontheven zijn van alle eden en verplichtingen die zij als vorst van deze landen aan de Koning van Spanje hebben afgelegd. En overwegende dat, op grond van de reeds genoemde motieven, het grootste deel van de Verenigde Provinciën zich, met algemene instemming van hun leden, hebben onderworpen aan de regering en de soevereiniteit van de illustere Prins en Hertog van Anjou, op bepaalde voorwaarden bedongen met zijne hoogheid, en overwegende dat de meest serene Aartshertog Matthias, met onze goedkeuring, de regering van deze landen heeft neergelegd, bevelen en bevelen wij alle justitieambtenaren, officieren en allen die het aangaat, voortaan geen gebruik meer te maken van de naam, titels, grote of vertrouwelijke zegel van de Koning van Spanje; maar in plaats daarvan, zolang Zijne Hoogheid de Hertog van Anjou afwezig is voor dringende zaken die het welzijn van deze landen betreffen, zullen zij, na daarover met Zijne Hoogheid overeenstemming te hebben bereikt of anderszins, voorlopig de naam en titel gebruiken van de President en de Raad van de Provincie.

En totdat een dergelijke president en raadslieden zullen zijn benoemd, bijeengekomen en in die hoedanigheid zullen handelen, zullen zij in onze naam handelen, behalve in Holland en Zeeland, waar zij de naam van de Prins van Oranje zullen gebruiken, en van de Staten van de genoemde provincies, totdat de voornoemde Raad op wettige wijze zal zijn bijeengekomen, en dan zullen zij zich conformeren aan de aanwijzingen van die Raad in overeenstemming met het contract dat met Zijne Hoogheid is gesloten. En in plaats van het zegel van de koning zullen zij gebruik maken van ons grootzegel, zegel in het midden en zegel in openbare aangelegenheden, zoals de genoemde raad van tijd tot tijd zal worden gemachtigd. En in zaken betreffende de rechtspraak, en transacties eigen aan elke provincie, zullen de provinciale raad en andere raden van dat land respectievelijk de naam, titel, en zegel van de genoemde provincie gebruiken, waar de zaak moet worden berecht, en geen andere, op straffe van nietigverklaring van alle brieven, documenten, en verzendingen. En, voor de betere en doeltreffende uitvoering hiervan, hebben wij bevolen en geboden, en bevelen en bevelen wij hierbij, dat alle zegels van de Koning van Spanje die zich in deze Verenigde Provincies bevinden, onmiddellijk na de publicatie van deze geschriften zullen worden overhandigd aan het landgoed van elke provincie, of aan de personen die door de genoemde landgoederen zullen worden gemachtigd en aangewezen, op straffe van een discretionaire straf.

Bovendien bevelen en bevelen wij dat van nu af aan in geen van deze Verenigde Provinciën geldstukken zullen worden geslagen met de naam, de titel of het wapen van de Koning van Spanje, maar dat alle nieuwe gouden en zilveren stukken, met hun halve en kwarten, alleen die indrukken zullen dragen die de Staten zullen opdragen. Wij bevelen en bevelen eveneens de president en andere heren van de Private Raad, en alle andere kanseliers, presidenten, accountants-generaal, en aan anderen in alle kamers van rekeningen respectievelijk in deze genoemde landen, en eveneens aan alle andere rechters en officieren, zoals wij hen ontheven achten van hun eed afgelegd aan de Koning van Spanje van nu af aan, overeenkomstig de strekking van hun opdracht, dat zij een nieuwe eed zullen afleggen tegenover de staten van dat land, van wier jurisdictie zij afhangen, of tegenover commissarissen die door hen zijn aangesteld, om ons trouw te blijven jegens de koning van Spanje en al zijn aanhangers, volgens de formule van woorden die de staten-generaal daartoe hebben opgesteld. En wij zullen aan de genoemde raadsheren, gerechtsdienaren en officieren die in deze provincies werkzaam zijn en die in onze naam met zijne hoogheid de hertog van Anjou hebben gecontracteerd, een akte geven om hen in hun respectieve functies te laten voortbestaan, in plaats van nieuwe commissies, een clausule waarbij de vorige voorlopig worden opgeheven tot de komst van zijne hoogheid. Bovendien zullen wij aan al die raadsheren, accomptanten, gerechtsdienaren en officieren in deze Provinciën, die niet met zijne hoogheid, voornoemd, een contract hebben gesloten, nieuwe commissies verlenen onder onze handen en zegels, tenzij een van de genoemde officieren beschuldigd en veroordeeld wordt van het hebben gehandeld onder hun vorige commissies tegen de vrijheden en privileges van dit land of van ander soortgelijk wanbeheer.

Wij bevelen voorts aan de president en de leden van de Kroonraad, kanselier van het hertogdom Brabant, ook de kanselier van het hertogdom Gelders, en graafschap Zutphen, aan de president en de leden van de raad van Holland, aan de ontvangers van grooten officieren van Beoostersheldt en Bewestersheldt in Zeeland, aan de president en de raad van Friese, en aan de Escoulet van Mechelen, aan de president en leden van de raad van Utrecht, en aan alle andere gerechtsdienaren en officieren die het aangaat, aan de luitenants allen en ieder van hen, om deze onze ordonnantie te doen publiceren en afkondigen in hun respectievelijke rechtsgebieden, op de daartoe bestemde gebruikelijke plaatsen, opdat niemand zich op onwetendheid kan beroepen. En om ervoor te zorgen dat onze genoemde verordening onschendbaar wordt nageleefd, waarbij de overtreders onpartijdig en zonder uitstel worden gestraft; want zo wordt het passend gevonden voor het publieke welzijn. En, voor een betere handhaving van alle en elk artikel hiervan, geven wij aan allen en een ieder van u, door uitdrukkelijk bevel, de volledige macht en autoriteit.

Ten blijke waarvan wij hierbij onze handen en zegels hebben geplaatst,

gedateerd in onze vergadering te Den Haag, de zes en twintigste juli 1581, bekrachtigd met de orders van de Staten-Generaal,

en ondertekend door J. De Asseliers.

Bron: http://www.let.rug.nl/usa/documents/before-1600/plakkaat-van-verlatinghe-1581-july-26.php

*** Vertaald met http://www.DeepL.com/Translator (gratis versie) ***

Originele tekst:

PLAKKAAT VAN VERLATINGHE 26 JULI 1581

De Staten Generael van de geunieerde Nederlanden.

Allen dengenen die dese tegenwoordighe sullen sien ofte hooren lesen, saluyt.

Alsoo een yegelick kennelick is, dat een Prince van den lande van Godt gestelt is hooft over zijne ondersaten, om deselve te bewaren ende beschermen van alle ongelijk, overlast ende ghewelt gelijck een herder tot bewaernisse van zijne schapen: En dat d’ondersaten niet en sijn van Godt geschapen tot behoef van den Prince om hem in alles wat hy beveelt, weder het goddelick of ongoddelick, recht of onrecht is, onderdanig te wesen en als slaven te dienen: maer den Prince om d’ondersaten wille, sonder dewelcke hy egeen Prince en is, om deselve met recht ende redene te regeeren ende voor te staen ende lief te hebben als een vader zijne kinderen ende een herder zijne schapen, die zijn lijf ende leven set om deslve te bewaren. En so wanneer hy sulx niet en doet, maer in stede van zijne ondersaten te beschermen, deselve soeckt te verdrucken, t’overlasten, heure oude vryheyt, privilegien ende oude herkomen te benemen, ende heur te gebieden ende gebruycken als slaven, moet ghehouden worden niet als Prince, maer als een tyran ende voor sulx nae recht ende redene magh ten minsten van zijne ondersaten, besondere by deliberatie van de Staten van den lande, voor egheen Prince meer bekent, maer verlaeten ende een ander in zijn stede tot beschermenisse van henlieden voor overhooft sonder misbruycken ghecosen werden:

Te meer so wanneer d’ondersaten met ootmoedighe verthooninghe niet en hebben heuren voorsz. Prince konnen vermorwen, noch van zijn tirannich opset gekeeren ende also egeen ander middel en hebben om heure eighene, heure huysvrouwen, kinderen ende naecomelinghen aengeboren vryheyt (daer zy na de wet der natueren goet ende bloet schuldigh zijn voor op te setten), te bewaren ende beschermen, gelijck tot diversche reysen uut gelijcke oorsaecken in diversche landen, ende tot diversche tijden geschiet, en d’exempelen ghenoegh bekent zijn: twelck principalick in dese voorsz. landen behoort plaetse te hebben ende stadt te grijpen, die van allen tijden zijn gheregeert geweest ende hebben ook moeten geregeert worden navolgdende den eedt by heure Princen t’heuren aencome gedaen, na uutwijsen heurer privilegien, costumen ende ouden hercomen: hebbende oock meest alle de voorsz. landen haren Prince ontfangen op conditien, contrackten ende accoorden ende welcke brekende, oock nae recht den Prince van de heerschappye van den lande is vervallen.

Nu ist also, dat den Coninck van Spaengien, nae het overlijden van hooger memorie Keyser Kaerle de vijfde, van wien hy alle dese Nederlanden ontfanghen hadde, vergetende de diensten die so sijn Heer vader, als hy, van dese landen ende ondersaten derselver hadden ontfanghen, deur dewelcke besondere de Coninck van Spaengien soo loffelicke victorien teghens zijne vyanden verkregen hadde, dat zijnen naem ende macht alle de wereldt deur vernaemt ende ontsien wert: vergetende oock de vermaninge die de voorsz. Keiserlicke Majesteydt hem t’anderen tijden ter contrarien hadde ghedaen, heeft dien van den Raede van Spaengien (neffens hen wesende) die deurdien zy in dese landen en vermochten egheen bevel te hebben te gouverneren oft de principale staten te bedienen, gelijck zy in de Coninckrijcken van Napels, Sicilien, tot Milanen, in Indien ende ander plaetsen, onder des Conincks geweldt wesende, deden, kennende den meestendeel van hen den rijckdom ende macht derselver, hadden eenen nijt teghens dese voorsz. landen ende de vryheyt derselver in hen herte genomen, ghehoor ende gheloof ghegheven, denwelcken Raedt van Spaengien, oft eenighe van de principale van dien, den voorsz. Coninck tot diversche reysen voor ooghen ghehouden hebben, dat voor zijn reputatie ende Majesteyt beter was, dese voorsz. landen van nieuws te conquesteren, om daerover vryelick ende absolutelick te moghen bevelen (t’welck is tyranniseren nae zijn beliefte) dan onder alsulcken conditien ende restrictien (als hy hadde in ’t overnemen van de heerschappye van deselve landen moeten zweeren) die te regeren. Welcke volgende den Coninck zedert alle middelen ghesocht heeft dese voorsz. lande te brenghen uyt heure oude vryheydt in een slavernye onder ’t gouvernement van de Spaegnaerden: hebbende eerst, onder ’t decxsel van de religie, willen in de principaelste ende machtighste steden stellen nieuwe bisschoppen, deselve begiftende ende doterende met toevoeginghe ende incorporatie van de rijckste abdyen, ende hen bysettende negen canonicken, die souden wesen van zijnen Raedt, waeraf de drie souden besonderen last hebben over d’inquisitie, door dewelcke incorporatie deselve bisschoppen (die souden moghen geweest hebben sowel vreemdelingen als ingheborene) souden hebben ghehadt d’eerste plaetsen ende voysen in de vergaderinge van de Staten van de voorsz. landen ende geweest zijne creaturen, staende tot zijne bevele ende devotie: ende deur de voorsz. toegevoechde canonicken de Spaensche inquisitie ingebrocht, dewelcke in dese landen altijt so schrickelick ende odieus, als de uuterste slavernye selve, gheweest is, so een yegelijck is kennelick: sodat de voorsz. Keyserlicke Majesteyt deselve t’anderen tijden den landen voorgeslagen hebbende, deur die remonstrantie die men aen Zijne Majesteyt daerteghens gedaen heeft (thonende d’affectie die hy zijne ondersaten was toedraghende) die heeft laten varen: maer niettegenstaende diversche remonstrantien, so by perticulire steden ende provincien, alsoock van eenige principale heeren van den lande, namentlic den heere van Mongtiny ende den grave van Egmondt, tot dien eynde by consente van de hertoghinne van Parma, doen ter tijt regente over deselve landen, by advijse van den Rade van State ende Generaliteyt, na Spaengien tot distincte reysen gesonden, mondelinge gedaen: ende dat ook den voorsz. Coninck van Spaengien deselve mondelinghe goede hope hadde ghegheven van, naevolgende haer versoeck, daerinne te versien, heeft ter contrarien corts daernaer by brieven scherpelick bevolen de voorsz. bisschoppen, op zijn indignatie, terstont t’onfangen ende te stellen in de possessie van heure bisdommen ende geincorporeerde abdyen, de inquisitie te werck te stellen daer se te vooren was, ende d’ordonnantie van het concilie van Trenten (die in vele poincten contrarieerden de privilegien van de voorsz. landen) t’achtervolgen. Twelck gekomen zijnde ter ooren van de ghemeynte, heeft met redenen oorsake ghegheven van een groote beroerte onder haer ende eenen aftreck van de goede affectie, die zy als goede ondersaten den voorsz. Coninck van Spaengien ende zijne voorsaten altijdt toeghedragen hadden, besonder aenmerckende dat hy niet alleenlick en sochte te tyranniseren over hunne personen ende goet, maer ooc over heure conscientien, waervan zy verstonden niemant, dan aen Godt alleene, ghehouden te wesen rekeninge te gheven oft te verantwoorden: waerdeur ende uut medelijden van de voorsz. ghemeynte, de principaelste van den adel van den lande hebben in den jare 1566 seker remonstrantie overghegheven, versoeckende dat, om de ghemeynte te stillen ende alle oproer te verhoeden, Zijne Majesteydt soude de voorsz. poincten, ende besonder nopende de rigoureuse ondersoeckinge ende straffe over de religie willen versoeten, daerinne thoonende de liefde ende affectie die hy tot zijne ondersaten, als een goedertieren Prince was draghende.

Ende om t’selfde al naerder ende met meerder authoriteyt den voorsz. Coninck van Spaegnien te kennen te gheven ende te verthoonen hoe nootelick het was voor het lants welvaren, ende om t’selfde te houden in ruste, sulcke nieuwicheden af te doen ende het rigeur van de contraventie van den placcate, op de saken van der religien gemaeckt, te versoeten, ter begeerte van de voorsz. Gouvernante, Rade van State ende van de Staten Generael van alle de landen, als ghesanten zijn nae Spaengnien gheschikt gheweest den Marckgrave van Berghen ende den voorsz. heere van Montigni in stede van dewelcke ghehoor te gheven ende te versiene op de inconvenienten die men voorghehouden hadde (die mits het uutstal van daerinne in tijts te remedieren so den noot uut heyschte, alreede onder de gemeynte meest in alle de landen begonst waren hen t’openbaren) heeft, door opruyen van den voorsz. Spaenschen Raedt, de persoonen, de voorsz. remonstrantie ghedaen hebbende, doen verclaren rebel ende schuldig van het crym van lesae Majestatis ende alsoo strafbaer in lijf ende goet: hebbende daerenboven de voorsz. heeren ghesanten namaels (meynende de voorsz. landen deur ’t gheweldt van den Hertogh van Alve gheheelick gebrocht te hebben onder zijn subjectie ende tyrannye) tegens alle gemeyne rechten, oock onder de wreetste ende tyrannichste Princen altijt onverbrekelick onderhouden, doen vanghen, dooden ende heure goeden confisqueren.

Ende al wast alsoo dat meest de beroerte in dese voorsz. landen deur toedoen van de voorsz. regente ende heure adherenten in ’t voorsz. jaer 1566 opghestaen, was gheslist, ende veele die de vryheyt des lants voorstonden, verjaeght, ende d’andere verdruct ende t’onder ghebrocht, soodat den Coninck egheen oorsake ter werelt meer en hadde, om de voorsz. landen met gewelt ende wapenen t’overvallen: nochtans om sulcken oorsake die den voorseyden Spaenschen Raet langhen tijdt ghesocht ende verwacht hadde (so opentlick de opgehouden ende gheintercipieerde brieven van den ambassadeur van Spaengien, Alana, in Vrankrijck wesende, aen de Herthoginne van Parma, doen ter tijt geschreven, dat uutwijsden) om te niet te mogen doen alle des landts privilegien, dat nae heuren wille by Spaengnaerden tyrannichlick te mogen gouverneren, als de Indien ende nieuwe geconquesteerde landen, heeft deur ingeven ende raedt van deselve Spaengnaerden (thoonende de cleyne affecktie die hy zijnen goeden ondersaten was toedraghende, contrarie van ’t gene hy heur, als heur Prince, beschermer ende goede herder schuldigh was te doen) nae dese landen, om deselve t’overvallen, gheschickt met groote heyrcracht den Hertogh van Alva, vermaert van strafheyt ende crudelitett, een van de principale vyanden van deselve landen, verselschapt, om als Raden neffens hem te wesen, met persoonen van gelijcke natuere ende humeuren.

Ende al wast so dat hy hier in de landen sonder slach oft stoot is gecomen ende met alle reverentie ende eere is ontfanghen van de arme inghesetene, die niet en verwachten dan alle goedertierenheyt ende clementie, ghelijck den Coninck hen dickwils met zijne brieven gheveynsdelick hadde toegheseyt: jae dat hy selfs van meyninge was te comen in persoone, om in als tot ghenoeghe van eenen yeghelicken ordre te stellen: hebbende oock ten tijden van het vertreck van den Hertoghe van Alve nae dese landen een vlote van schepen in Spaegnien, om hem te voeren, ende een in Zeelant om hem tegens te comen, tot grooten excessiven coste van den lande doen toereeden, om zijne voorsz. ondersaten t’abuseren ende te beter in ’t net te brengen: heeft niettemin den voorsz. Hertoghe van Alve terstont na zijn comste, wesende een vreemdelinck, ende niet van den bloede van den voorsz. Coninc, verclaert gehadt commissie van den Coninck te hebben van opperste Capiteyn, ende corts daernaer van Gouverneur Generael van den lande, teghens de privilegien ende oude hercomen desselfs. Ende openbarende ghenoegh zijn voornemen, heeft terstont de principale steden ende sloten met volcke beset, casteelen ende sterckten in de principaelste ende machtichste steden, om die te houden in subjectie, opgherecht, de principaelste heeren, onder ’t decksel van heuren raet van doen te hebben ende te willen employeren in den dienst van den lande, uut last van den Coninck vriendelick ontboden: die hem gehoor ghegheven hebben, doen vanghen, tegens de previlegien uut Brabant, daer se ghevanghen waren, ghevoert, voor hem selven (niet wesende heuren competenten rechter) doen betichten, ten lesten, sonder hen volkomelick te horen, ter doot veroordeelt ende openbaerlick en schandelick doen dooden: d’andere, beter kennisse van de gheveynstheyt der Spaengaerden hebbende, hun uuten lande houdende, verclaert verbeurt te hebben lijf ende goet, voor sulcks hun goet aenveerdt ende gheconfisqueert, omdat de voorsz. arme inghesetene hun niet en souden, t’ware met hare stercten oft Princen die heure vryheyt souden moghen voorstaen, connen oft mogen teghens ’t Paus geweld behelpen, behalvens noch ontallicke andere edelmans ende treffelicke borghers, die hy soo om den hals ghebrocht als verjaeght heeft, om hunne goeden te confisqueren. De reste van de goede inghesetene, boven den overlast die zy in heur wijfs, kinderen ende goeden leden, deur gemeyne Spaensche soldaten t’heuren huyse in gharnisoen ligghende, travaillerende met sovele diversche schattinghe, so mits heur bedwinghende tot gheldinghe tot de bouwinghe van de nieuwe casteelen ende forticicatie van de steden tot heure eyghen verdruckinghe, als met opbrenghen van honderste, twintighste ende thiende penninghen, tot betalinghe van den crijghslieden, so by hen medegebracht, als die hy hier te lande oplichte, om t’employeren tegens heur mede landtsaten en degene die het lants vryheyt met perijckel van heuren lijve aventuerden voor te staene, opdat, de voorsz. ondersaten verarmt wesende, egeen middel ter werelt en soude overblijven om zijn voornemen te beletten ende d’instrucktie, hem in Spaegnien gegeven, van het lant te trackteren als van nieuws geconquesteert, te beter te volbrenghen. Tot welcken eynde hy oock begonst heeft in de principale plaetsen d’ordre van justitie nae de maniere van Spaegnien (dierecktelick teghens de previlegien van den lande) te veranderen, nieuwe Raden te stellen ende ten lesten wesende buyten alle vreese, soo hem dochte, eenen thienden penninck fortselick willen oprechten op de coopmanschappen ende handtwercken, tot gantsche verderfenisse van den lande, gheheelick op de voorsz. coopmanschap ende handtwerck staende, nietthegenstaende menichvuldighe remonstrantien, by elck landt in ’t particulier, ende oock by allegader in ’t generael hem ter contrarien ghedaen: hetwelck hy oock met ghewelt soude volbracht hebben, ten ware gheweest dat deur toedoen van mijnen heere den Prince van Orangien ende diversche edelmans ende andere goede ingheborene, by den voorsz. Hertogh van Alve uuten lande gebannen, Zijne Vorst[elijke] G[enade] volgende ende meest in haren dienst wesende, ende andere inghesetene, wel gheaffectioneerde tot de vryheyt van het voorsz. vaderlant, Hollant ende Zeelandt corts daernaer niet meest en hadde hem afghevallen ende hun begeven onder de bescherminghe van den voorsz. heere Prince, tegens dewelcke twee landen den voorsz. Hertoge van Alve duerende zijn gouvernement, ende daernaer den groten Commandeur (die naer den voorsz. Hertogh van Alve, niet om te verbeteren, maer om denselven voet van tyrannie by bedeckter middelen te vervolghen, den voorsz. Coninck van Spaegnien hier te lande gheschickt hadde) hebben d’andere landen, die zy met heure garnisoenen ende opgerechte casteelen hielden in de Spaensche subjectie, bedwongen om heure persoonen ende alle heure macht te ghebruycken om die te helpen t’onderbrenghen, dies niet meer deselve landen, die zy tot heure assistentie als vooren emploeyeerde, verschoonende, dan oft se heur selfs vyanden waren gheweest: latende de Spaengnaerden, onder ’t decksel van ghemutineert te zijne, ten aensien van den grooten Commandeur in de stadt van Antwerpen gheweldichlick comen, daer ses weken lanck, tot laste van de burgheren, nae hunne discretie teeren ende daerenboven tot betalinghe van heure gheheyschte soldije, dieselve borgheren bedwinghende binnen middelen tijden (omme van het gheweldt van deselve Spaegnaerden ontslaghen te wesen) vier hondert duysent guldenen op te brengen, hebbende daernaer de voorsz. Spaensche soldaten, meerder stouticheydt ghebruyckende, hen vervoordert de wapenen openbaerlick teghens het landt aen te nemen, meynende eerst de stadt van Bruessele inne te nemen ende in stede van d’ordinarise residentie van den Prince van den lande, daer wesende, aldaer haren roofnest te houden, t’welk haer niet gheluckende, hebben de stadt van Aelst overweldigtt, daernaer de stadt van Maestricht ende de voorsz. stadt van Antwerpen gheweldichlick overvallen, ghesaccageert, gepilleert, ghemoort, gebrant en soo getrackteert, dat de tyrannichste ende crueelste vyanden van den lande niet meer oft arger en souden connen doen, tot onuutsprekelicke schade niet alleenlick van de arme ingesetene, maer oock van meest allen de natien van der werelt, die aldaer hadden haer coopmanschap ende ghelt. Ende niettegenstaende dat de voorsz. Spaegnaerden by den Rade van State (by denwelcken doen ter tijt mits de doot van den voorsz. grooten Commandeur te voren geschiet, het gouvernement van den lande was uut laste ende commissie van den voorsz. Coninc van Spaegnien aenveert) ten byzijne van Hieronomo de Rhoda, om heur overlast, fortse ende gewelt, ‘twelck zy deden, verclaert ende ghecondicht waren voor vyanden van den lande, heeft denselven Rhoda uut zijne authoriteydt (oft, soo ’t te presumeren is, uut krachte van seker secrete instrucktie die hy van Spaegnien hebben mochte) aenghenomen hooft te wesen van de voorsz. Spaegnaerden ende heure adherenten: ende (sonder aensien van den voorsz. Raet van Staten) te gebruycken den naem ende authoriteyt van den Coninck, te conterfeyten zijnen zegel, hem openbaerlick te dragen als gouverneur ende lieutenant van den Coninck, waerdeur de Staten zijn geoorsaeckt geweest ten selven tijde met mijnen voorsz. heere den Prince ende de Staten van Hollant ende Zeelant t’accorderen: welck accoort by den voorsz. Raede van State, als wettige gouverneurs van den lande, is gheapprobeert ende goetgevonden geweest, om gelijkerhant ende eendrachtelick de Spangnaerden, des ghemeynen landts vyanden, te moghen aenvechten ende uut den lande verdrijven, niet latende nochtans, als goede ondersaten, binnen middelen tijden by diversche ootmoedighe remonstrantien neffens den voorsz. Coninck van Spaegnien, met alder vlijt ende alle bequame middelen moghelick wesende, te vervolghen ende bidden, dat den Coninck ooge ende regardt nemende op de troublen ende inconvenienten, dier alrede in dese landen gheschiedt waren ende noch apparentelick stonden te gheschieden, soude willen de Spaegnaerden doen vertrecken uuten lande ende straffen degene die oorsake geweest hadden van het saccagheren ende bederven van zijne principale steden ende andere onuutsprekelicke overlasten die zijn arme ondersaten geleden hadden, tot een vertroostinge van degene dien t’overkomen was ende tot een exempel van andere: maer den Coninck, al was ‘t, dat hy met woorden hem gheliet of teghens zijnen danke en wille t’selfde gheschiet was ende dat hy van meyninghe was te straffen de hoofden daeraf ende voortane op de ruste van den lande met alle goedertierenheydt (als een Prince toebehoordt) te willen ordre stellen, heeft nochtans niet alleenlick egheen justitie oft straffe over deselve doen doen, maer ter contrarien ghenoegh met der daet blijckende, dat met zijnen consente ende voorgaenden Raede van Spaegnien al gheschiedt was, is by opghehouden brieven corts daernaer bevonden, dat aen Rhoda ende andre capiteynen (oorsake van ’t voorsz. quaet) by den Coninck selve gheschreven wort, dat hy niet alleenlick heur feyt goet vont, maer heur daeraf prees ende beloefde te recompenseeren, besondere den voorsz. Rhoda, als hem gedaen hebbende eenen sonderlinghen dienst, ghelijck hy hem oock tot zijnder wedercoomste in Spagnien ende alle andere (zijne dienaers van de voorsz. tyrannie in des landen gheweest hebbende) metter daet heeft bewesen. Heeft oock ten selven tijde (meynende des te meer d’oogen van de ondersaten te verblinden) den Coninck in dese landen gesonden voor gouverneur zijnen bastaerdtbroeder Don Johan van Oistenrijck, als wesende van zijnen bloede, diewelcke onder ’t decksel van goet te vinden ende t’approberen d’accord tot Gent gemackt, het toeseggen van de Staten voor te staene, de Spaengaerden te doen vertrecken ende d’auteurs van de ghewelden ende desordren in dese voorsz. landen gheschiedt te doen straffen ende ordre op de ghemeyne ruste van den lande ende heur oude vryheyd te stellen, sochte de voorsz. Staten te scheyden ende d’een landt voor, d’ander naer t’onder te brenghen, soo corts daernaer door de ghehenghenisse Gods (vyand van alle tyrannie) ondeckt is door opghehouden en gheintercipieerde brieven, daerby bleeck dat hy van den Coninck last hadde om hem te reguleren na de instructie ende het bescheet dat hem Roda soude gheven, tot meerder gheveynsthedt verbiedende, dat se malcanderen niet en souden sien oft spreken ende dat hy hem soude neffens de principaele heeren minlick draghen ende deselve winnen, totter tijt toe dat hy deur heure middel ende assistentie soude mogen Hollant ende Zeelandt in zijn gewelt crijgen, om dan voorts metten anderen te doen na zijnen wille. Gelijc oock Don Johan, niettegenstaende hy de pacificatie van Gent ende seker accoord, tussen hem ende de Staten van alle de landen doen gemaeckt, hadde solempnelick in presentie van alle de voorsz. Staten belooft ende gesworen t’onderhouden, contrarie van dien alle middelen sochte om de Duytsche soldaten, die doen ter tijdt alle de principaelste stercten ende steden hadden in bewaernissen, deur middel van hunne colonellen, die hy hadde tot zijnen wille ende devotie, met groote beloften te winnen ende so deselve stercten ende steden te krijghen in zijn gheweldt, ghelijck hy den meestendeel alreede ghewonnen hadde ende de plaetsen hiel voor hem toeghedaen, om deur dien middel deghene die hen t’soecken souden willen maken, om den voorsz. heer Prince ende die van Hollandt ende Zeelandt oorloge te helpen aendoen, feytelick daertoe te bedwinghen ende also een straffer ende crueelder inlandtsche oorloge te verwecken, dan oyt te vooren hadde geweest, twelk (gelijck ’t ghene dat geveynsdelick ende teghens de meyninge uutwendichlick gehandelt wort, niet langhe en can bedeckt blijven) uutbrekende eer hy volcomelick zijne intentie geeffectueert hadde, heeft t’selve nae zijn voornemen niet connen volbrengen, maer nochtans een nieuwe oorloghe in stede van vrede (daer hy hem t’zijner koemste af vanteerde) verweckt, noch jeghenwoordelick duerende.

Alle t’welck ons meer dan ghenoegh wettighe oorsake ghegeven heeft om den Coninck van Spaegnien te verlaten ende een ander machtigh ende goedertieren Prince, om de voorsz. landen te helpen beschermen en voor te staen, te versoecken, te meer dat in alsulcken desordre ende overlast de landen bat dan twintigh jaren van heuren Coning zijn verlaten geweest ende ghetrackteert niet als ondersaten, maer als vyanden, heur soeckende heur eyghen heer met cracht van wapenen t’onder te brengen, hebbende oock naer de aflijvicheydt van Don Johan deur den Baron van Selle, onder ’t decksel van eenighe bequame middelen van accoorde voor te houdene, ghenoegh verclaert de Pacificatie van Gendt, die Don Johan uut zijnen naem besworen hadde, niet te willen advoyeren en alsoo daghelicks zwaerder conditien voorgheslaghen. Dien niettegenstaende hebben niet willen laten by schriftelijcke ende ootmoedighe remonstrantien, met intercessie van de principaelste Princen van Kerstenrijck sonder ophouden te versoecken met den voorsz. Coninck te reconcilieren ende accorderen, hebbende oock lestmael langhe tijdt onse Ghesanten ghehadt tot Colen, hopende aldaer, deur tusschenspreken van de Keyserlicke Majesteydt en de Keurvorsten die daer mede ghemoeyt waren, te verkrijghen eenen versekerden peys, met eenighe gracelicke vryheyt, besondere van der religie (de conscientie ende Godt principalic raeckende), maer hebben by experientie bevonden, dat wy met deselve remonstrantien ende handelinghen niet en consten yet van den Coninc verwerven, maer dat deselve handelingen ende communicatien alleenlick voorgheslaghen werden ende dienden om de landen onderlinghe twistich te maecken ende te doen scheyden d’een van den anderen, om des te gevoechelicker d’een voor ende d’ander naer t’onder brenghen ende heur eerste voornemen nu met alder rigeur teghens haer te werke te stellen: t’welck naederhant wel openbaerlick gebleken is by seker placcaet van proscriptien, by den Coninck laten uutgaen, by denwelcken wy ende alle de officiren ende ingesetene van de voorsz. geunieerde landen ende heure partye volgende (om ons tot meerder desperatie te brenghen, alomme odieus te makene, de trafficque ende handelinge te beletten) verclaert worden voor rebellen, en als sulcx verbeurt te hebben lijf ende goet, settende daerenboven op het lijf van den voorsz. heere Prince groote sommen van penninghen, soodat wy gantselick van alle middele van reconciliatie wanhopende ende oock van alle andere remedie ende secours verlaten wesende, hebben, volghende de wet der natueren, tot beschermenisse ende bewaernisse van onsen ende den andere landtsaten rechten, privilegien, oude hercomen ende vryheden van ons vaderlant, van het leven ende eere van onse huysvrouwen, kinderen ende nacomelingen, opdat se niet en souden vallen in de slavernye van de Spaegnaerden, verlatende met rechte den Coninc van Spaegnien, andere middelen bedwongen geweest voor te wenden, die wy tot onse meeste versekeringe ende bewaernisse van onse rechten, privilegien ende vryheden voorsz. hebben te rade gevonden.

Doen te wetene, dat wy t’gene voorsz. overgemerckt ende door den uutersten noot, als voore gedrongen zijnde, by gemeynen accoorde, deliberatie ende overdrage, den Coninc van Spaegnien verclaert hebben ende verclaren mits desen, ipso jure, vervallen van zijne heerschapye, gerechticheyt ende erffenisse van de voorsz. landen ende voortaene van egeene meyninghe te zijne denselven te kennen in eenige saken, den Prince, zijne hoocheyt, jurisdictie ende domeynen van dese voorsz. landen raeckende, zijnen naem als overheer meer te gebruycken oft by yemanden toelaten gebruyckt te worden, verclarende oock dien volghende alle officiers, justiciers, smale heeren, vassalen ende alle andere ingesetene van den voorsz. lande, van wat conditie oft qualiteyt die zijn, voortane ontslagen van den eede die zy den Coninck van Spaegnien, als heere van dese voorsz. landen gheweest hebbende, moghen eenichsins ghedaen hebben oft in hem ghehouden wesen.

Ende gemerckt uut oorsaken voorsz. den meestendeel van de geunieerde landen, by gemeynen accoorde ende consente van heure leden, hebben hun begheven ghehadt onder de heerschappye ende gouvernemente van den Doorluchtighen Prince den Hertogh van Anjou op seker conditien ende poincten, met Zijne Hoogheyt aenghegaen ende ghesloten, dat oock de Doorluchticheyt van den Eertzhertogh Matthias het gouvernement generael van den lande in onse handen heeft geresigneert ende by ons is geaccepteert gheweest, ordonneren ende bevelen allen justiciers, officiers ende andere die t’selfde eenichsins aengaen ende raken mag, dat zy voortaene den naem, titele, groote ende cleyne zeghelen, contre-zeghelen ende cachetten van den Coninck van Spaegnien verlaten ende niet meer en gebruycken en dat in plaetse van dien, soo langhe de Hoocheydt van den voorsz. Hertogh van Anjou, om noodelicke affairen, het welvaren van dese voorsz. landen rakende, noch van hier absent is (voor so vele den landen met de Hoogheyt van den voorsz. Hertogh van Anjou gecontrackteert hebbende aengaet) ende andersins d’andere by maniere van voorraet ende provisie sullen aennemen ende ghebruycken den tytele ende naem van ’t hooft ende landtraet, en middelertijdt dat t’selve hooft ende Raeden volcomelik ende dadelick ghenoemt, beschreven ende in oeffeninghe van hennen staet ghetreden sullen zijn, onsen voorsz. name.

Welverstaende dat men in Hollandt ende Zeelant sal ghebruycken den naem van hoogh geboren Vorst den Prince van Oraengien ende de Staeten van deselven landen, totter tijt toe den voorsz. landtraedt datelick sal inghestelt wesen, en sullen hun alsdan reguleren achtervolghende de consenten, by hun-lieden, op de instrucktie van den lantraet ende contrackt, met Zijne Hoogheyt aengegaen, ende in plaetse van des voorsz. Conincks zeghelen, men voortaene gebruycken sal onsen grooten zeghel, contre-zeghel ende cachetten in saecken, raeckende de ghemeyne regeringhe, daertoe den landtraedt volghende heure instructie sal gheauthoriseert wesen: maer in saecken, raeckende politie, administratie van juistitie ende andere particuliere, in elck lant besondere, sal gebruyckt worden by de Provinciale ende andere Raden den naem ende titele ende zeghel van den lande respectivelick, daer t’selfde valt te doene, sonder ander, al op de pene van nulliteyt van de brieven, bescheeden oft depeschen, die contrarie van t’gene voorsz. is, ghedaen oft gheseghelt zullen wesen. Ende tot beter ende sekerder volcominghe ende effectuatie van t’gene voorsz. is, hebben gheordonneert ende bevolen, ordonneren ende bevelen mits desen, dat alle des Conincks van Spaegnien zeghelen, in dese voorsz. geunieerde landen wesende, terstont nae de publicatie van desen, ghebrocht sullen moeten worden in handen van de Staten van elcke van de voorsz. landen respecktivelick oft denghenen, die daertoe by deselve Staten specialick sullen wesen ghecommitteert ende geauthoriseert, op pene van arbitrale correcktie. Ordoneren ende bevelen daerenboven, dat voortaene in egeenderhande munte van de voorsz. gheunieerde landen sal gheslaghen worden den naem, titele ofte wapenen van den voorsz. Coninck van Spaegnien, maer alsulcken slagh ende forme als gheordonneert sal worden tot eenen nieuwen gouden ende silveren penninck met zijne ghedeelten. Ordoneren ende bevelen insghelijcks den president ende andere heeren van den Secreeten Raede, mitsgaders alle andere cantselers, presidenten ende heeren van den Raeden provinciael ende alle die presidenten oft eerste rekenmeesters ende andere van allen de rekenkameren, in de voorsz. landen respecktive wesende, ende alle andere officiers ende justiciers, dat zy (als heur voortaene ontslagen houdende van den eedt, die zy den Coninc van Spaegnien hebben respectivelic naer luyt heurer commissien gedaen) schuldich ende gehouden sullen wesen in handen van den Staten ’s lants, daeronder zy respective resorteren, oft heur speciale gecommitteerde te doen eenen nieuwen eedt, daermede zy ons sweeren ghetrouwicheydt teghens den Coninck van Spaegnien ende allen zijne aenhanghers, al naervolghende het formulair, daerop by de Generale Staten gheraempt.

Ende sal men de voorsz. raeden, justiciers ende officiers, geseten onder de landen (met de Hoocheydt van den Hertogh van Anjou ghecontrackteerdt hebbende, van onsent wegen) gheven ackte van continuatie in hunne offitien, ende dat by maniere van provisie, totter aencompste toe van zijne voorsz. Hoogheyt, in plaetse van nieuwe commissien, inhoudende cassatie van heure voorgaende, ende voorsz. raeden, justiciers ende officiers, gheseten in den landen, met zijne voorseyde Hoogheyt niet ghecontrackteert hebbende, nieuwe commissien onder onsen naem ende zeghel, ten ware nochtans dat d’impetranten van heure voorsz. eerste commissien wedersproken ende achterhaelt werden van contraventie der previlegien des landts, onbehoorlickheyt oft ander diergelijcke saecken.

Ontbieden voorts den president ende luyden van den Secreten Raede, cancelier van den Hertoghdomme van Brabandt, mitsgaders den cantseler van den Furstendomme Gelre ende Graeffschap Zutphen, (president ende luyden van den Raede in Vlaenderen), president ende luyden van den Raede in Hollant, rentmeesteren oft de hooghe officieren van Beoist- ende Bewesterschelt van Zeelant, president ende Raede in Vrieslant, den schoutet van Mechelen, president ende luyden van den Raede van Utrecht ende allen anderen iusticieren ende officieren wien dat aengaen mach, heuren stedehouderen ende eenen yeghelicken van henlieden besondere, soo hem toebehooren sal, dat zy dese onse ordonnantie condighen ende uutroepen over alle den bedrijve van heure jurisdictie ende daer men is gewoonlick publicatie ende uutroepinge te doene, sodat niemant des cause van ignorantie pretenderen en mach, ende deselve ordonnantie doen onderhouden ende achtervolghen onverbrekelick ende sonder infracktie, daertoe rigoreuselick bedwinghende die overtreders in der manieren voorsz. sonder verdrach oft dissimulatie: want wy tot welvaren van den lande also hebben bevonden te behooren. Ende van des te doene ende wes daeraen cleeft, gheven wy u ende elcken van u die ’t aengaen mach, volcomen macht, authoriteydt ende sonderlingh bevel.

Des t’oorconde hebben wy onsen zegel hieraen doen hanghen.

Ghegheven in onse vergaderinghe in ’s Gravenhaghe, den sessentwintichsten Julij MDLXXXI.

Op de plijcke stont gheschreven: Ter ordonnantie van de voornoemde Staten.

Ende ghetekent, J. van Asseliers.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s