Ha-Joon Chang (Zuid-Korea, 1963) migreerde als student naar Groot-Brittannië en is er blijven hangen. Hij geeft les aan de faculteit Economie van de University of Cambridge.

“Ha-Joon Chang is geen man met linkse of progressieve ideeën, hij gelooft dat een sociale vorm van kapitalisme mogelijk is. Net dat maakt zijn kritiek op de vrije markt en het kapitalisme zoveel geloofwaardiger dan wanneer het zou komen van een collega uit de progressieve linkse hoek.
Bovendien, nog iets waar hij als econoom verschilt van de meeste van zijn collega’s, hij schrijft vlot en verstaanbaar, jargon vermijdt hij of hij legt het uit zonder ook maar een moment neerbuigend te klinken.
Dit boek is een solide afrekening met de overheersende economische dogma’s van de laatste veertig jaar”. Lode Vanoost
Kapitalisme is geen synoniem voor marktwerking. Binnen het kapitalisme heb je verschillende gradaties van marktwerking. Kritiek op het vrijemarktdenken is niet hetzelfde als kritiek op het kapitalisme. Het is juist het neo-liberalisme dat al decennialang de toon aangeeft en het daaruit voortvloeiende marktfundamentalisme, dat in alle sectoren van onze maatschappij is doorgedrongen (lees: toegelaten) dat zoveel heeft verwoest. Het is namelijk helemaal niet waar dat marktwerking altijd de beste keuze is voor de inrichting van de economie. Niet iedereen wordt rijker of beter van marktwerking. Verstandig overheidsbeleid geeft bijna altijd betere resultaten dan pure marktwerking. Men hoeft helemaal geen econoom te zijn om effectief economisch beleid te voeren. De legendarische Aziatische Tijgers, Japan, Taiwan, Zuid Korea en China werden tijdens hun succesvolle “wonderjaren” van economische groei niet bestuurd door economen maar door juristen en ingenieurs. Het rampzalige economische tijdperk in het Chili van Pinochet, (olv de Chicago Boys van Milton Friedman), daarentegen werd destijds juist wel bestuurd door hoogopgeleide economen.

Citaat Ha-Joon Chang: “De vrijemarkt bestaat niet. Elke markt kent haar regels en grenzen die de keuzevrijheid beperken. Een markt lijkt alleen vrij doordat we de beperkingen die eraan ten grondslag liggen zo onvoorwaardelijk accepteren dat we ze niet eens meer zien. (Overheden stimuleren bv al eeuwen de voedselproductie om de prijzen laag te houden bv, stellen verregaande regels op voor lonen en o.a. (kinder)arbeid, aan de schadelijke uitstoot van industrieën en automotoren, maar verzuimen adequate maatregelen te nemen aan die landen en (gelijkwaardige)handelspartners waar die regels niet of nauwelijks gelden). Hoe vrij een markt is kan dus niet objectief worden gedefinieerd. Het is een politieke definitie. De gebruikelijke bewering van vrijemarkteconomen dat ze de markt proberen te verdedigen tegen tegen politiek gemotiveerde interventie door de overheid is vals. De overheid is altijd bij de markt betrokken en deze vrijemarktadepten zijn net zo politiek gemotiveerd als wie dan ook. Het afrekenen met de mythe dat er zoiets bestaat als een objectief gedefinieerde `vrijemarkt’, is de eerste stap om het kapitalisme te begrijpen”.