Prof. mr. dr. Afshin Ellian Teheran (Iran), 27 februari 1966.
Universitair hoofddocent Encyclopedie van de rechtswetenschap aan de Universiteit Leiden. Hoogleraar Sociale cohesie, burgerschap en multiculturaliteit aan de Universiteit van Leiden.
Afshin Ellian
Tweeërlei politieke theologie.
In een democratische rechtsorde moeten politici en opiniemakers de kiezers serieus nemen. Met het vernederen, demoniseren en criminaliseren van een politicus treft men tegelijkertijd de kiezers die op hem willen stemmen. Men moet dus vooral een alternatief creëren voor die kiezers. Uiteraard is daarbij van belang om je te verdiepen in de zorgen en opvattingen van de politicus die deze kiezers representeert. Inderdaad: we zijn nu bij Geert Wilders.
Voor het eerst heb ik een interview met hem gelezen waarin mij min of meer duidelijk is geworden wat zijn precieze wereldbeeld is. Dat was in HP/de Tijd. Het is een prachtig interview. Dat komt omdat de interviewer, Joost Niemöller, kennelijk wel over de noodzakelijke journalistieke nieuwsgierigheid beschikt. Het lijkt erop dat tegenwoordig veel journalisten niet nieuwsgierig zijn. Ze weten immers hoe en waarom de wereld er zo uitziet, en ze zijn ook soms zeer partijdig.
Waarom wil Geert Wilders het non- discriminatiebeginsel zoals neergelegd in artikel 1 van de Grondwet afschaffen? Deze grondwetswijziging moet de aparte behandeling van moslims en islam mogelijk maken. Pim Fortuyn wilde ook het non- discriminatiebeginsel afschaffen, maar om andere redenen dan Geert Wilders. Fortuyn was tegen elke vorm van discriminatie. Hij wilde dat beginsel afschaffen ten gunste van de meningsvrijheid: geen ongelijke behandeling, maar wel ongelijke beoordeling van en discours over de islam. Eigenlijk wilde Fortuyn de opiniedelicten afschaffen. Wilders wil de ongelijke behandeling bevorderen. Een voorbeeld: „Stuur de moslims die problemen maken weg, met familie en al.” Waarom zouden autochtone families in vergelijkbare situaties dan niet naar een duivelseiland verbannen kunnen worden? Waarom zouden Antillianen en Polen met familie en al niet weggestuurd kunnen worden? Wilders’ antwoord luidt: „We hebben een demografisch probleem. Door de immigratie, en doordat moslims zich sneller voortplanten.”
Fortuyn wilde geen moslims meer toelaten, maar hij wilde niet de moslims het land uitzetten. Daarentegen wil Geert Wilders eigenlijk, als het kan, alle moslims uit de Nederlandse samenleving weren. Wat is hier het probleem? Haat Wilders alle moslims? Nee, hij wil de islam uit de Nederlandse rechtsorde verwijderen, de islam ontdoen van de grondwettelijke bescherming. Dus, de oorzaak van de ongelijke Wilderiaanse behandeling ligt besloten in het geloof van moslims. Volgens Wilders domineert de islam alles: het vermogensrecht, personenrecht, familierecht, strafrecht, maatschappelijke en politieke vraagstukken. Daar heeft hij gelijk in. Zodra de islam zich, in zijn politieke vorm, gaat manifesteren, zal de islam alle intermenselijke aspecten overheersen. De islam gaat over oorlog en vrede, zijn en niet-zijn.
De moslims die de politieke islam aanhangen mogen anderen misleiden en mogen hun ware motieven verbergen. Daarom zegt Wilders in zijn interview: „In landen waar de islam nog niet domineert, mogen moslims dat verbergen. Er is een speciale term voor, takiyya.” In de overleveringen van en over de profeet Mohammed vinden we een aantal belangrijke verhalen waarin de profeet aan moslimstrijders toestemming geeft om zich anders voor te doen teneinde een bepaald doel, bijvoorbeeld een terreuraanslag, te realiseren. Zelfs Osama bin Laden is in zijn oorlogsverklaring aan de Amerikanen, met een beroep op de gezaghebbende islamitische theoloog en filosoof Ibn Taymiyyah (1263-1328), van mening dat moslimstrijders met niet-rechtschapenen mogen samenwerken om het grote gevaar te bestrijden. Waar het vechten voor de islam verplicht is, mogen aan de strijd ook mensen met onzuivere motieven (zoals persoonlijk gewin) meedoen. Een huurmoordenaar, een hoerenloper of een drugsdealer mag ook aan de jihad tegen het Westen meedoen. Uit dit alles concludeert Wilders dat moslims niet te vertrouwen zijn als burger. En dus moeten ze ongelijk worden behandeld.
Hiertegen zou ik willen inbrengen dat niet alle moslims tot de politieke islam behoren. Wilders’ reactie op mijn reactie zou kunnen luiden dat weliswaar op dit moment niet alle moslims de politieke islam aanhangen, maar ze kunnen er wel ooit (in potentie) aan deelnemen, theologisch worden ze eigenlijk daartoe opgeroepen. Hoe lang zullen ze deze oproep negeren, vraagt Wilders zich af.
De burgers die aan een geheimzinnige, vreemde politieke macht gehoorzamen, moeten worden uitgesloten van gelijke behandeling. Ook de filosoof John Locke wilde katholieken en moslims, onder bepaalde omstandigheden, uitsluiten van ‘tolerantie’ (de godsdienstvrijheid). Lockes redenering luidde: „Het zou absurd zijn wanneer iemand zou zeggen mohammedaan te zijn waar het om de religie gaat, maar zich voor de rest zou onderwerpen aan een christelijk staatsgezag, wanneer hij tegelijkertijd de verplichting erkent om blind te gehoorzamen aan de moefti van Constantinopel, die op zijn beurt weer gehoorzaamheid verschuldigd is aan de Ottomaanse keizer en die de orakels van zijn religie volgens diens wil manipuleert.”
De eventualiteit dat moslims aan de vreemde godsdienstige oproep zouden gehoorzamen, brengt Wilders tot de conclusie dat eigenlijk alle moslims weg moeten. Met deze ‘eventualiteit’ is Wilders van plan de Grondwet te verbouwen. De joods-christelijke traditie moet Europa behoeden voor deze ‘eventualiteit’. Daarmee kiest Wilders voor een religie, nee, voor een politieke theologie. Hij is eigenlijk een gelovig man. Vandaar dat hij, met een zekere mate van stelligheid, gelooft in de onheilspellende uitkomst van de islamitische verleiding: de kans dat moslims eventueel de kant van de politieke islam zouden kiezen is onaanvaardbaar groot. Daarom ziet Wilders zichzelf niet als een racist. De gelovige Wilders stelt zijn eigen politieke theologie tegenover de politieke theologie van de islam.
Dit is wat een deel van het electoraat nodig heeft: een gelovig antwoord op de aanval van het andere geloof. Met deze politieke theologie van wantrouwen, gefundeerd in de eventualiteit van een religieuze politieke keuze door de moslims, zal de kracht van de seculiere politiek afnemen en de roep om de verbouwing van de Grondwet toenemen. Waartoe leidt deze politieke theologie? Deze vraag probeer ik in de volgende column te beantwoorden.
Afbeelding: Afficheoproep van Ontdekislam en Hizb-ut-Tahrir voor een Europees Kalifaat.
Deel twee. Terug naar de Middeleeuwen.
De islam als religie en als cultuur staat ter discussie. Islam is de buurman van Europa. Het is wel een afgedwongen nabuurschap: het leger van de jihad viel met succes Europa aan. Maar met de opheffing van het Ottomaanse rijk ging ook de intellectuele en politieke kennis over de islam ten onder. Daarvoor bestond geen noodzaak meer. Wie Erasmus, Montesquieu en Pascal leest over de islam, valt de enorme kennis op die deze denkers hadden. Overigens is Erasmus enigszins harder en grover over de islam dan Geert Wilders. Wilders vertegenwoordigt een nieuwe benadering. Hij wil de moslims en de islam discrimineren, en dat doet hij niet op basis van xenofobische gedachten, evenmin als antisemiet. Waarom wil hij een aparte behandeling van de islam invoeren?
In een gesprek met Joost Niemöller van HP/De Tijd ontvouwde Wilders zijn islamopvattingen: „Maar ik vind de islam dan eerder een ideologie dan een godsdienst. Ongelijke gevallen moet je niet gelijk behandelen, daar gaat het om voor mij. Dat kan door het afschaffen van het huidige artikel 1 in de Grondwet. Ik wil een nieuw artikel 1, waarin de Leitkultur van het Westen wordt verwoord. Er mogen van mij in Nederland best joodse en christelijke scholen bestaan, maar geen islamitische scholen. In het leger best joodse en christelijke geestelijk verzorgers, maar geen islamitische. Enzovoorts. Ik ben ook tegen de oprichting van islamitische ziekenhuizen. Nu zou dit in principe kunnen. De Koran kan overigens sowieso al afgeschaft worden met het huidige Wetboek van Strafrecht. Daar is geen nieuw artikel 1 voor nodig.”
De islam is in de ogen van Geert Wilders geen religie. Dat is het kernpunt. Het onderscheid dat ik ooit maakte tussen de islam, politieke islam en moslims is in zijn ogen een gekunsteld onderscheid. Ook zou mijn onderscheid tussen de Mekkaanse profeet Mohammed (I) en de Medinestische (Medina) profeet Mohammed (II) niet relevant zijn. Immers, Wilders en zijn geestverwanten zouden dit laatste onderscheid als een nietszeggende categorie zien. Want de aardige Mohammed (I) en de onaardige Mohammed (II) zijn dragers van dezelfde religie die zich, zodra zij de kans krijgt, politiek en juridisch zal manifesteren.
U hebt zeker moslims ontmoet die Bin Laden en het islamitische terrorisme onbegrijpelijk en niet-islamitisch vinden. Zelf weten ze niets van wat Mohammed en zijn familieleden die na hem kwamen, de wereld hebben aangedaan. „Dat is niet onze Mohammed”, zeggen ze. Ze liegen niet, ze spreken de waarheid: de Mohammed van mijn vader en van de meerderheid van de moslims heeft niets met het militarisme, de shari’a en het afhakken van handen te maken. Deze Mohammed is een aardige, Mekkaanse mysticus. Gelukkig dat deze opvatting nog steeds door de meerderheid van de moslims wordt gedeeld. Wat een zaligmakende misvatting! Het neemt niet weg dat zij telkens een reactie moeten formuleren op de oproep van die andere Mohammed (II), de gewelddadige imperialist, de profeet in Medina.
Zijn deze opvattingen van Wilders uniek? Nee. De islam werd tot niet zo lang geleden als een onwaarachtige religie gezien. Blaise Pascal (1623-1662) zag Mohammed niet als een profeet: „Verschil tussen Christus en Mohammed. Mohammed niet voorspeld, Christus wel. Mohammed doodde, Christus liet toe dat de zijnen gedood werden. Mohammed verbood het te lezen; de apostelen droegen op het te lezen. Kortom, de tegenstelling is zo groot, dat waar Mohammed de weg van het succes in menselijke zin koos, Christus er voor koos om menselijk gezien ten onder te gaan.” Dit filosofisch voorbeeld correspondeerde ook met het statelijke denken in de meeste Europese landen. De godsdienstvrijheid had nooit betrekking gehad op de islam. Te meer daar de islam politiek en militair als vijand werd gezien.
Godsdienstvrijheid betekent dat de staat (dus ook de wetgever) geen theologisch oordeel velt over de vraag wat een godsdienst is. Dit is uiteraard een ernstige breuk met de monotheïstische geschiedenis waarin juist inzake de religie een absolute claim op waarheid wordt gelegd: als het christendom de ware religie is, dan is er natuurlijk geen plaats voor valse religies. De godsdienstvrijheid, waarbij de gelijke rechten en plichten voor alle godsdiensten worden gewaarborgd, dankt haar bestaan aan godsdienstige neutraliteit. Inderdaad, het principe van godsdienstvrijheid houdt een (statelijke) theologische neutraliteit in. Doordat Wilders op theologische gronden de godsdienstvrijheid wil ontdoen van haar neutraliteit, heft hij tegelijkertijd de godsdienstvrijheid op. Wilders toont zich dus als een gelovige Europeaan die precies weet wat het ware geloof is. Waartoe leidt deze politieke theologie? Een terugkeer naar de Middeleeuwen waar machthebbers het onware geloof uitsloten van de samenleving.
Een moderne Europese rechtsorde leeft bij de aanvaarding van een polytheïstische samenleving waarin allerlei goden, godsdiensten en claims op waarheid met elkaar vreedzaam dienen te concurreren. Het was juist de profeet Mohammed die met geweld een einde maakte aan de polytheïstische en op godsdienstvrijheid gebaseerde samenleving in Mekka. Niets voor niets zei Friedrich Nietzsche: „Wie met monsters vecht, moet oppassen zelf geen monster te worden. En als je lang in een afgrond kijkt, kijkt de afgrond ook bij jou naar binnen.”
Het begrip Leitkultur werd in Duitsland voor het eerst door de Syrisch-Duitse geleerde Bassam Tibi gebruikt. Niet om de godsdienstvrijheid op te heffen maar om, in tegenstelling tot het cultuurrelativisme, immigranten op basis van de leidende principes van de westerse cultuur te ontvangen: mensenrechten, democratie en rechtsstatelijkheid. Ofwel: Wilders moet de Grondwet als Leitkultur niet gaan verbouwen. Verminkte Leitkultur is geen leidende cultuur meer. Dat de islam een juridisch en politiek karakter heeft, is een juiste stellingname van Wilders. Ook heeft hij gelijk wanneer hij stelt dat we de politieke en juridische verschijning van de islam zoveel mogelijk moeten verbannen uit onze samenleving. Wanneer gelovigen de mensenrechten schenden, treden ze buiten de grenzen van de godsdienstvrijheid.
Maar tot dat moment moet de rechtsstaat van hen afblijven”.
Afshin Ellian. Elsevier.
Een gedachte over “Afshin Ellian over Wilders.”