Bericht van het West Afrikaans Netwerk van (kleine) boeren organisaties en agrarisch producenten aan Prime Minister Tony Blair en de leden van de G8.
Tien jaar nadat de alarmbellen rinkelden door de Wereld Voedsel Top in 1996, is er enige vooruitgang geboekt in de voedselsituatie voor een groot deel van de wereldbevolking.
Maar er zijn nog steeds meer dan 840 miljoen mensen die honger lijden en twee miljard die lijden aan voedingsgebreken. Het doel tot reductie van 50 procent van het aantal hongerlijdenden in 2015 kan niet worden bereikt met de huidige ontwikkeling.
De situatie is vooral ernstig in Afrika. Miljoenen leven in armoede en zijn niet zeker van dagelijks voedsel. Meer dan de helft van de bevolking in het Sub Afrikaans continent Sahara, hebben minder dan 1 dollar per dag voor voedsel en ontwikkeling. Driekwart hiervan komt van het platteland. Het zijn de boerenfamilies, (die de regio voorzien van de basis levensmiddelen) die het meest getroffen zijn door honger en armoede.
De oorzaken van deze honger en armoede zijn ons bekend en worden vaak herhaald.
Om deze te verlichten, heeft de internationale gemeenschap veel oproepen gedaan voor hulp en hernieuwde verplichtingen aan Afrika, het enige continent waar de armoede niet daalt.
Alle soorten initiatieven, strategieën, plannen en programma`s zijn ontwikkeld gedurende de laatste twintig jaar: Structurele aanpassingsprogramma’s, steun voor goed bestuur, programma`s voor strijd tegen de armoede, steun voor liberalisering en privatisering, de akkoorden van Lomé, toegang tot markten… ! Het is moeilijk om het spoor te volgen.
Al deze hulp heeft de internationale gemeenschap miljarden dollars gekost, wordt ons verteld. Maar wat heeft het betekend voor de agrariërs? Wat was het gevolg? Alle aanwijzingen en indicaties van de kwaliteitsvooruitgang in het productiesysteem zijn verre van de gestelde doelen.
Voor West Afrika, regelmatig geteisterd door droogte, is slechts 1,2 % van de landbouwgrond geïrrigeerd, vergeleken met 19.6 % van de rest van de wereld. Ondanks de slechte (arme)grond, hebben we slechts 0.1 kg kunstmest per hectare, terwijl de rest van de wereld 100 kg per ha gebruikt. Wat betreft de investeringen in onze productie, is het uiterst moeilijk om 20 dollar per ha. te lenen bij een bank. Beheersing van ziektes en plagen is buiten ons bereik en onmogelijk. De recente sprinkhanen invasie is het bewijs hiervan.
Gelukkig hebben we onze lokale variaties in zaad en inheemse kennis die we onder geen voorwaarden willen laten bedreigen door genetisch gemodificeerde varianten of innovaties die onvoldoende zijn getest, met mogelijk desastreuze consequenties voor onszelf en ons (gelukkig) nog ongeschonden milieu.
De Paradox: een Afrika dat afhankelijk is van buitenstaanders om zichzelf te voeden.
Ondanks de moeilijke klimatologische omstandigheden, natuurrampen, vele conflicten, de afwezigheid van steun en beschermende maatregelen, hebben we de agrarische productie met 20 tot 80 procent verhoogd tussen 1990 en 2002. Meer dan Noord Amerika (0 tot 20 %) of Oost Europa dat naar schatting met meer dan 50% daalde. Bovendien, zoals bekend, zijn onze producten de basis bronnen voor het nationaal inkomen. Onze hoofdsteden en grote steden zijn gebouwd op onze arbeid!
Maar onze levensstandaard (kwaliteit) is eigenlijk niet veranderd. Wij hebben nog steeds moeite toegang te krijgen tot primaire maatschappelijke bijstand(?). Onze jeugd wil niet langer in de dorpen wonen, noch zich toewijden aan (ontwikkelen) tot deskundige agrariërs. Eenvoudig omdat agrarische ondernemingen niet lager in staat zijn om de bevolking te voeden die afhankelijk van haar is, of te verzekeren in levensonderhoud voor familie en kinderen.
Om aan contanten te komen hebben we een deel van de voedselopbrengst moeten verkopen voor export, bestemd voor levering aan de fabrieken in jullie landen in het noorden.
Deze situatie heeft Afrika gemaakt tot netto importeur van levensmiddelen terwijl, amper tien jaar geleden het een netto exporteur was. Van 1993 tot 2002, is de import van graan in de subregio met 60 % gestegen. ( 18.2 % voor de rest van de wereld) terwijl de productie met 16,3 % steeg (6 % voor het wereldgemiddelde). Deze massale import, welke grotendeels bestaat uit voedselhulp en verstoring in de internationale markt, is het resultaat van verkeerde(slechte) keuzes in de agrarische politiek en toepassing van een dogmatisch liberalisme, gepredikt door de Internationale Financiële Instituten met de goedkeuring van de donorlanden, inclusief die van de G8.
De massale en ongecontroleerde import van levensmiddelen heeft een desastreus effect op de lokale productie, agrarische- en producenten inkomens. Veel boerenfamilies in de kustzones hebben hun pluimveeproductie of rijstteelt voor de lokale markten, moeten staken vanwege deze importen, welke worden gesteund door directe of indirecte subsidies.
De open wereldmarkt kan armoede en honger niet uitroeien!
De situatie zal verslechteren, als onze landen gedwongen worden de grenzen te openen, evenals onze agrarische en voedselmarkten, zoals vereist door de overeenkomsten van de WTO en de bepalingen van de EU ( in de Economische Partnerschap Overeenkomsten). De waarheid is dat het huidige systeem van liberalisering en globalisering geen voordeel oplevert voor agrariërs. In Afrika, Europa, Azië of de Amerikaanse Staten, zien boerenfamilies hun inkomen dalen, dag in dag uit, ondanks hun stijgende producties. Velen van ons zijn gedwongen hun boerderijen, en jonge mensen om hun land te verlaten.
Wij, agrarisch producenten van arme landen, met hoge tot zeer hoge schulden, met andere woorden ” de armste der armen”, zijn niet overtuigd dat de wereldmarkt zal voldoen (volstaan) om onze armoede te reduceren en de honger uit te roeien. Het merendeel van onze landen zijn altijd aanwezig geweest op de wereldmarkt als producent van (ruwe)grondstoffen voor export en (oorspronkelijke) bronnen van buitenlandse handel. Tot nu toe heeft dat maar een klein fundamenteel effect gehad op onze armoedige situatie.
We weten, op dorpsniveau, dat de markt belangrijk is voor de handel, maar het is vooral gunstig voor de commerciële middenklasse en rijken. De internationale markt kan misschien winstgevend zijn voor boeren, maar op dit moment komt het alleen ten goede aan de multinationals! Dat is de reden waarom wij denken dat diegene die deze wereld beheersen, die behoren tot ” de rijkste der rijken”, moedige maatregelen moeten nemen voor een radicale verandering van het huidige systeem van internationale handel, in de WTO en EPA onderhandelingen. Voor het ontwikkelen van meer adequate hulpmaatregelen en regulering en om te voorzien van management ten behoeve van agrarische productie.
Denk na over een ander beleid.
Wij, Afrikaanse agrariërs, vertegenwoordigen de meerderheid van de hongerenden en armoedigen.
Maar wij willen niet leven van liefdadigheid en humanitaire goodwill. Wij willen onze plattelands gemeenschappen niet bouwen op voedselhulp, hoe grootmoedig dit ook mag zijn. Wij willen boven alles leven en bestaan van ons werk! Wij willen dat de landbouw en boeren worden beloond voor hun werk en vele functies: voeding, sociaal, milieu en cultureel. Een boerderij is geen fabriek. Het is natuurlijk een productie-eenheid. Maar het is ook een manier van leven, een manier van bestaan en ter ondersteuning van de samenleving. Agrarische producten zijn niet als geproduceerde goederen, waarvan de handel simpelweg gecontroleerd kan worden door de onvolmaakte wetten van de markt.
De tijd is gekomen voor veranderingen, om het beleid te veranderen, voor andere investeringen in de landbouw. Armoede zal niet verdwijnen uit onze dorpen zolang men niet erkend dat onze landbouw een fundamentele functie heeft om onze landen te bevrijden van voedselimporten, d.w.z. ter ondersteuning van haar eigen voedselonafhankelijkheid zoals in Europa en Amerika. Armoede en honger zullen niet verdwijnen, zo lang agrarisch producenten niet meer in staat zijn te produceren en duurzame inkomens hebben, toereikend om hun families te onderhouden. Deze vereist natuurlijk productie, maar bovenal een markt, lokale markten in eerste instantie. Armoede en honger zullen niet verdwijnen uit onze landen, tenzij we onze producten en ons de handelsopbrengsten toe-eigenen, met ondersteunende en beschermende maatregelen van onze regeringen.
Blair’s initiatief: het kan en moet beter.
Sinds 2001, zijn belangrijke op de G8 tops nieuwe afspraken gemaakt ten behoeve van de rijke landen, de wereld en Afrika. Alle initiatieven worden verwelkomt met optimisme, maar die van Blair in het bijzonder! Maar armoede en honger zijn gebreken die men alleen kan aanpakken bij de wortel, d.w.z hun politieke oorzaken. Het is geen kwestie van voorstellen in de richting van technische oplossingen of injectie van grote hoeveelheden dollars om de problemen te veranderen in Afrika.
Wat betreft de geloofwaardigheid van Blair’s initiatief, hij mag niet voorbijgaan aan de analyses en het verband tussen liberalisering en privatisering van de economische sectoren en overheidsinstellingen in Afrika aan de ene kant, en armoede op het platteland aan de andere kant. Hij zal voor alle landen het recht op voedsel-onafhankelijkheid moeten erkennen, en het recht op voedsel voor iedereen, door concrete politieke besluiten en structurele investeringen in gezinsbedrijven.
Zolang ontwikkelingshulp voorwaardelijk is, gemodelleerd en gedicteerd door dogmatisch liberalisme, zullen de West Afrikaanse economieën verder dalen, de ellende en vele conflicten zullen toenemen, waarvan we getuige waren in de laatste jaren. Blair moet voor elk land, en vooral die in Afrika, pleitten voor het recht op bescherming van de landbouw en economie, inclusief de doorvoer tarieven.
Het zonder twijfel noodzakelijk, het zware juk te verwijderen dat West Afrikaanse regeringen verhinderd een andere politiek beleid te ontwikkelen en het prutswerk van de “Poverty Reduction Strategy Papers (PRSPs)” te vervangen, waarin de kwetsbare armen en hun organisaties part nog deel hebben.
Blair moet ook zijn gelijken oproepen om onmiddellijk een halt toe te roepen aan de onderhandelingen van de Economic Partnership Agreements tussen Europa and ECOWAS.
Het is totaal onrealistisch, een vrije handelszone voor te stellen, met Europa in competitie met landen van de ECOWAS, welke behoren tot de armste ter wereld. Deze voorstellen zijn uitermate tegenstrijdig met de beloftes en verplichtingen om de armoede te verdrijven uit Afrika.
(Onofficiële vertaling. Harrie Bosman).
ROPPA
Réseau des Organisations Paysannes et des Producteurs Agricoles de l’Afrique de l’Ouest (ROPPA)
Cellule d’Exécution Technique – 09 BP 884 Ouagadougou 09 (Burkina Faso)
Tél. : (226) 50 36 08 25 Tél./Fax (226) 50 36 – 26 –13
Émail : roppa@roppa-ao.org ; roppabf@liptinfor.bf